Home
     ANBI

  
            Biografie
       Bezittingen
     Wandelingen

1844-1873

De ware liefde

Omstreeks 1844 ontdekte Marianne de grote liefde van haar leven. Hij heette Johannes van Rossum, een lakei in dienst van de Oranjefamilie. Hij was in 1837 in Den Haag gehuwd met 'tapster' Catharina Wilhelmina (Toos) Keijzer. Op Mariannes verzoek werd Johannes toegevoegd aan haar eigen hofhouding en spoedig klom hij op tot haar secretaris, bibliothecaris en uitverkoren minnaar. Ook Toos kreeg een functie in Mariannes hofhouding. In 1847 werden beiden door Marianne genoemd in een brief die zij vanuit Camenz stuurde aan de Nederlandse minister Schimmelpennick van Ooijen. Zij schreef aan deze minister dat zij de bezorger van deze brief, Johannes van Rossum, met brieven voor haar familie naar Holland had gestuurd en dat hij niet zomaar een koerier was maar haar bibliothecaris. Zij vroeg de minister voor Johannes van Rossum, zijn vrouw en kind niet alleen een paspoort te regelen, maar er ook voor te zorgen dat hun bagage niet werd ‘gevisiteerd’. Omdat Johannes van Rossum en zijn vrouw geen kinderen hadden, is het de vraag wie het genoemde kind is dat zij bij zich hadden. Was dit wellicht een buitenechtelijke dochter van Marianne, geboren uit haar relatie met Johannes, een dochter waarover hardnekkige geruchten in Voorburg de ronde deden? Was dit kind de reden dat Marianne, begin 1849, op naam van Johannes van Rossum de ietwat afgelegen buitenplaats De Hoonaert in Stompwijk kocht waar dit kind 'in het verborgene' kon opgroeien in het gezin van de broer van Johannes, die in De Hoonaert werd gehuisvest? Mede door hun gedeelde belangstelling voor godsdienstige zaken, ontstond tussen Marianne en Johannes van Rossum een diepe genegenheid die 29 jaar zou standhouden en slechts door de dood zou worden gescheiden. Het werd een liefde die niet onopgemerkt bleef en ook niet zonder gevolgen.

De buitenplaats De Hoonaert, hier aangeduid als 'Den Honert', schuin tegenover Voorburg. Detail uit kaart S.W. van der Noordaa, 1844.

Collectie Gerard Duijvestein

Johannes van Rossum (1809-1873) in de tuin van Celimontana. Links achter hem staat de zogenaamde muzensarcofaag. Rechts een   ‘Bacchusvaas'. Lange tijd werd gedacht dat dit portret iemand anders voorstelde. Zo bezocht schrijver en Italiëkenner K.E.W. Strootman in 1934 in Rome de expositie 'Mostra di Roma nell d' Ottocento' waar hij dit portret zag en beschreef als een zelfportret van de schilder Koelman, die met diverse andere kunstenaars regelmatig te gast was bij de prinses in haar Romeinse villa en tuin.

Schilderij J.P. Koelman, 1852. Collectie Museum Swaensteyn, Leidschendam-Voorburg, in bruikleen van het Haags Historisch Museum.

Uit de voormalige verzameling van prinses Marianne



© 2021 Stichting Erfgoed Prinses Marianne

Colofon

Bezoek ook

Volg ons op